In Nederland hebben we een redelijk uniek horecalandschap. Ieder café heeft een eigen ‘concept’ en op heel veel plekken kan je van de buitenkant alleen maar raden welke sfeer je binnen aan zult treffen. Ook weet je nog niet hoe de medewerkers met je op zullen gaan en welk serviceniveau je mag verwachten. In veel gevallen kan ik me voorstellen dat deze onzekere factoren een drempel vormen om in een willekeurig café met iemand af te spreken. Jammer eigenlijk.
In het Verenigd Koninkrijk bestaat er een andere cafécultuur dan in Nederland. Daar neemt de Pub (niet voor niets een afkorting van Public House) een centrale rol in binnen de gemeenschap. Daar hoef je ook niet aan te komen met een ‘concept’. Een Pub is een Pub, en iedereen weet wat hij of zij daar kan verwachten en hoe men zich daar dient te gedragen. Huisregels worden nageleefd en een eventuele overtreder wordt direct door andere bezoekers gecorrigeerd. De barman is de spil in het web, en speelt met verve de verschillende rollen van gastheer, vriend, maatschappelijk werker en vraagbaak.
In Frankrijk zie ik in ieder dorp een ‘Bar-Tabac’ waar je komt voor je krantje, je epresso, je sigaretten, en een glas bier in de middag. Ook bij een Bar-Tabac weet je precies waar je aan toe bent. Je hebt er niet veel, maar wel van goede kwaliteit. Bier, wijn, fris, Pastis van Ricard, koffie en als je trek hebt een croissant of een baguette. De mensen komen er om iets te kopen, blijven er even hangen voor een dagelijks praatje of maken er een afspraak met iemand. Het is eenvoudig, maar voorziet in een geweldige behoefte en vervult daardoor net als de Britse Pub, een maatschappelijke functie. Ook hier is de patron de spil van de buurt.
Vroeger had je in Nederland in bijna iedere plaats met een treinstation een ‘stationsrestauratie’. Dit was onze variant van de Engelse Pub en Franse Bar-Tabac. Daar kon je prima afspreken met iemand, wist je wat je kon verwachten en wist je welk serviceniveau je mocht verwachten; bijna geen! Maar als je dat weet, is dat niet erg. Jammer genoeg zijn ze er bijna niet meer, plaatsgemaakt voor allerlei concepten die bij elkaar in een hal zijn gepropt. En op de stations waar nu niets meer is? Daar werd blijkbaar te weinig geld verdiend. Terwijl deze plekken veel meer opbrachten dan alleen een omzet, maar dat terzijde.
Wij hebben nog wel zaken die in bijna alle plaatsen hetzelfde zijn, maar daar is een gast in principe niet langer dan 11 minuten welkom en bestaat de maaltijd meestal uit een hamburger of een stuk kip met friet. Ook al doen ze tegenwoordig hun best door salades te verkopen een wat groener imago te krijgen, een echte maatschappelijke functie zie ik niet voor ze weg gelegd.
Zou het in Nederland niet tijd worden voor een andere zaak die in veel steden en dorpen ongeveer hetzelfde is. Een zaak die open is van acht tot acht. Waar ik een kop koffie drink, de krant lees en aan het einde van de dag een glas bier drink. Waar ik altijd welkom ben. ‘Where everybody knows your name’. Waar ik mijn pakketje kan laten bezorgen, omdat ik overdag toch nooit thuis ben, en ik het nu voor het eten nog even kan ophalen. Waar ik mensen uit mijn omgeving tegenkom. Een plek in de buurt, waar ik niet dronken hoef te worden, maar waar ik op adem kom. Omdat het bij het leven hoort. Niet donker maar licht, niet gesloten maar open en geen doelgroep maar voor iedereen. Een horecazaak met een maatschappelijke functie, zonder de sokken die je daar wellicht mee associeert. Een zaak waar iedereen blij mee is. Ik denk er verder over na. En ik kom er op terug. Op deze plek.