Wat verwacht ik als gast van een medewerker bediening? Wat verwacht ik als luisteraar van een radiopresentator? En wat verwacht ik als televisiekijker van een verslaggever? Op alle drie de vragen kan ik hetzelfde antwoord geven. Namelijk dat hij het vak uitvoert zoals dat in zijn titel omschreven ligt. De laatste tijd valt het me op dat veel mensen eigenlijk hun vak helemaal niet uitoefenen. Ze werken bijvoorbeeld wel als reporter, horecamedewerker of presentator, maar in plaats van zichzelf voor een deel wegcijferen en gewoon doen wat je moet doen, praten zij veel over de uitvoering van hun vak en belichten ze een kant van hun werk waar ik eigenlijk helemaal niet op zit te wachten. Het leidt me af!
Veel reportages op televisie gaan bijvoorbeeld steeds vaker over hoe de reportage is gemaakt, en welke journalisten er ook allemaal op een persconferentie waren en over hoe de journalist niet werd voorzien van koffie. Er is daarnaast ook wel aandacht voor het onderwerp waarover de reportage eigenlijk zou moeten gaan, maar de makers willen de kijkers daarnaast ook graag een andere boodschap meegeven: het was allemaal niet gemakkelijk om u dit verhaal te vertellen. Terwijl ik als televisiekijker gewoon op de hoogte gebracht wil worden van het nieuws, en niet van hoe de reporter dat heeft moeten vinden.
Op de radio hoorde ik deze week meerdere presentatoren (op radio 1, niet op 538 of 3FM) klagen over het feit dat zij moesten werken met dit mooie weer. Dat zij hadden begrepen dat het buiten de studio waar zij zaten heel mooi weer was. Eigenlijk wilde ze ons zeggen: het is allemaal niet gemakkelijk om u een radio uitzending voor te schotelen. Leuk was dat Prem Radhakishun die een reportage maakte over mensen die in de zomer aan het werk zijn, vanaf de bouwplaats bij knooppunt Ewijk, Felix Meurders fijntjes meedeelde dat ‘lullen in een microfoon iets anders is dan echt werken, bijvoorbeeld in de bouw’. Waarvan akte!
Van de week zat ik op het terras. Er was een vriendelijke dame die ons bediende. Ze vertelde dat ze heel veel hoofdpijn had door de zon en dat ze eigenlijk liever naar huis ging maar dat ze moest blijven van haar baas vanwege het mooie weer en de te verwachten drukte. Ik had echt met haar te doen en zat meteen minder lekker. Ik voelde me schuldig dat ik haar steeds heen en weer moest laten lopen met haar hoofdpijn en ben uiteindelijk maar vertrokken. Ik weet niet wat haar bedoeling was toen deze gastvrouw ons vertelde dat ze zoveel hoofdpijn had, maar ik dacht wel: ‘Eigenlijk wil ik dit helemaal niet weten!’
Afgelopen maandag had ik tijdens een training in het Noorden van het land een discussie met een groep horecamedewerkers. Het ging over de rol van de medewerker bediening. ‘Die moet bedienen’ zei ik. Ik probeerde de groep duidelijk te maken dat ik als een medewerker bediening helemaal niet beter wil leren kennen, en eigenlijk niks van zijn meningen en opvattingen over andere dingen dan de menukaart wil weten. Ik probeerde duidelijk te maken dat hoe meer ik kennis maak met de mens Johan de Vries, hoe ongemakkelijker het voor mij wordt om me door hem te laten bedienen. Anders gezegd: Als een garderobedame van zestig plus mij met ‘jij’ aanspreekt, verkleint ze de afstand en ben ik geneigd te zeggen: ‘ik kan mijn jas zelf wel ophangen hoor, mevrouw. Doet u geen moeite! ‘Daarom’ betoogde ik, ‘wil ik een medewerker in de bediening als gast liever niet zien roken, drinken, eten, telefoneren, Whatsappen of naast me staan plassen. Alles wordt voor mij als gast veel ingewikkelder als ik te maken heb met Johan de Vries, in plaats van met ‘de ober’.
De zaak waar ik was, is echter een café, en de discussie spitste zich toe op de rol van de barman in een kroeg met veel vaste gasten. Ik moest mijn mening in deze situatie iets bijstellen maar niet veel. Ik kan me inderdaad voorstellen dat het fijn is om met de barman in discussie te gaan over voetbal, economie, de Olympische spelen etc. Uiteindelijk heb ik als gast de behoefte om kennis te maken met Johan de Vries. Maar zeker niet in eerste instantie. Daarom denk ik dat ook de barman er goed aandoet zich steeds te blijven herinneren aan zijn dienende rol. Is dat leuk? Ik vind van wel. Is dat voor iedereen weggelegd? Ik denk het niet! Een hele grote groep mensen die veel zinnen met het woord ‘ik’ beginnen, vinden het misschien wel het moeilijkste om zichzelf weg te cijferen. Toch denk ik dat juist nu de tijd is aangebroken dat ‘dienen’ heel louterend kan werken. In welk vak dan ook. Een beetje minder ik. Een beetje minder klagen. Een lach! En lekker veel aandacht voor de ander!